Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA6259

Datum uitspraak2000-06-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01/039015/99
Statusgepubliceerd


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 'S-HERTOGENBOSCH Parketnummer: 01/039015/99. Uitspraakdatum: 21 juni 2000 V E R K O R T V O N N I S Verkort vonnis van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen: Verdachte, geboren te wonende te thans gedetineerd in Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 juni 2000. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht. De tenlastelegging. De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 10 januari 2000. Een afschrift van de dagvaarding is aan dit vonnis gehecht. De geldigheid van de dagvaarding. De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen. De bevoegdheid van de rechtbank. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen. De ontvankelijkheid van de officier van justitie. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Schorsing der vervolging. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken. Vrijspraak. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 3 is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken. De bewezenverklaring. De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstan-digheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de feiten heeft begaan zoals is weergegeven op de in dit vonnis opgenomen afgestreepte kopie van de dagvaarding. De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. De kwalificatie. Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. De strafbaarheid. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard. Toepasselijke wetsartikelen. De beslissing is gegrond op de artikelen: 10, 24c, 27, 36f, 57, 287, 288, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht. DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID. De eis van de officier van justitie. Vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde. V.w.b. het onder 1 en 2 tenlastegelegde: - een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren, met aftrek van voorarrest. - toewijzing van de vordering van de benadeelde partij ad fl. 12.464,25 te betalen. De op te leggen straf. Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op: a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden. Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte: - de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd; - het zeer gewelddadig karakter van de door verdachte gepleegde strafbare feiten, dat verdachte er niet voor is teruggeschrokken om al dan niet samen met anderen dergelijk zwaar geweld tegen zijn medemensen te gebruiken, alsmede dat verdachte zich om het lot van de slachtoffers volstrekt niet heeft bekommerd; - de door verdachte gepleegde strafbare feiten hebben grote onrust veroorzaakt in de plaatselijke gemeenschap; - dat verdachte er niet voor is teruggeschrokken om zeer gewelddadig op te treden naar het hoogbejaarde slachtoffer . Op 24 februari 2000 heeft het Pieter Baan Centrum een rapport omtrent verdachte uitgebracht. De in dit rapport vermelde conclusie luidt: "Betrokkene is een 73-jarige man, die als gevolg van verwaarlozende milieufactoren en zeer waarschijnlijk ook aanlegfactoren een ernstige stoornis van de persoonlijkheid heeft verkregen. Kenmerkend voor deze stoornis, die zich laat omschrijven als primaire psychopathie, is een zeer zelfzuchtige levensinstelling, een gebrek aan empathie en het vrijwel geheel ontbreken van spijt-, schuld-, of schaamtegevoelens. Betrokkene's gewetensfunctie is nauwelijks ontwikkeld. Er is sprake van een sterk antisociale, impulsieve levensstijl en -daarbij passend- van langdurig alcoholmisbruik. Buiten de beschreven, duidelijk aanwezige persoonlijkheidspathologie, bracht betrokkene's soms weinig coƶperatieve opstelling tijdens de observatie in het Pieter Baan Centrum een aantal beperkingen met zich mee voor zijn onderzoekbaarheid. Milieu-informatie bleef mede daardoor soms onvolledig of niet verifieerbaar, hetgeen ook het zicht heeft beperkt op de periode waarin de verschillende ten laste gelegde feiten plaatsvonden. De betreffende feiten worden bovendien door betrokkene volledig ontkend en konden om die reden niet nader met hem worden besproken. Tenslotte weigerde betrokkene zijn medewerking te verlenen aan een hersenorganisch onderzoek, op grond waarvan geen zekerheid kon worden verkregen omtrent een mogelijk aanwezig dementieel beeld. De aanwezige medische informatie, naast het feit dat betrokkene zijn "vergeetachtigheid" duidelijk ook aggraveert om hier voordeel mee te behalen, levert echter geen aanwijzingen op voor ernstige cognitieve beschadigingen. Ten aanzien van de sub 1 en 2 ten laste gelegde feiten -indien bewezen- bieden de gegevens uit het strafdossier, alsmede de beschikbare milieu-informatie, geen aanknopingspunten voor het leggen van een verband met betrokkene's persoonlijkheidspathologie. Financiƫle motieven en een zekere mate van organisatie bij de uitvoering van de betreffende feiten passen weliswaar in het bij betrokkene beschreven antisociale gedragspatroon, maar vormen naar ons oordeel geen grond voor een eventuele vermindering van de toerekeningsvatbaarheid". De rechtbank neemt voormelde conclusie en de gronden waarop zij berust uit voormeld rapport over en maakt deze tot de hare. Zij zal hiermede bij het opleggen van de straf rekening houden. Motivering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij. De benadeelde partij heeft opgave gedaan van de inhoud van de vordering overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor de behandeling in deze strafzaak. Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit door de handelingen van verdachte schade heeft geleden tot een bedrag van fl. 12.464,25 (bestaande uit begrafeniskosten ad fl. 2.189,25 , kosten reparatie raam ad fl. 125,- , vernielde/beschadigde goederen ad fl. 750,- , kosten schoonmaak/opruimen ravage ad fl. 400,- , en het weggenomen geldbedrag ad fl. 9.000,-) kan de vordering worden toegewezen. DE UITSPRAAK De rechtbank: Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3 is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij. Verklaart het in onder 1 en 2 tenlastegelegde bewezen, zoals hiervoor omschre-ven. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij. Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven: 1. DOODSLAG VERGEZELD EN VOORAFGEGAAN VAN EEN STRAFBAAR FEIT EN GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DE UITVOERING VAN DAT FEIT GEMAKKELIJK TE MAKEN, EN OM, BIJ BETRAPPING OP HETER DAAD AAN ZICHZELF HETZIJ STRAFFELOOSHEID HETZIJ HET BEZIT VAN HET WEDERRECHTELIJK VERKREGENE TE VERZEKEREN. (voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 287 en 288 van het Wetboek van Strafrecht). 2. DIEFSTAL, VOORAFGEGAAN EN VERGEZELD VAN GEWELD EN BEDREIGING MET GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL VOOR TE BEREIDEN EN GEMAKKELIJK TE MAKEN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN. (voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 312, juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht). Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Legt op de volgende straf: Een gevangenisstraf voor de tijd van ACHT JAREN. Beveelt, dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, in mindering zal worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf. Beslissing op de vordering van de benadeelde partij. Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij, wonende te XXX, een bedrag van fl. 12.464,25 (zegge: twaalfduizend vierhonderdvierenzestig gulden en 25 cent). Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van het geding, door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil. Dit vonnis is gewezen door, mr. Van Biesbergen, voorzitter, mr. Kobussen en mr. De Vries - Leemans, leden, in tegenwoordigheid van dhr. Dirks, griffier en is uitgesproken op 21 juni 2000.