Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD5004

Datum uitspraak2001-11-01
Datum gepubliceerd2001-11-07
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers17/085090-01vev
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Arrondissementsrechtbank Leeuwarden Sector strafrecht VERKORT VONNIS Uitspraak: 1 november 2001 Parketnummer: 17/085090-01 VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte: [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [adres]. De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 18 oktober 2001. De verdachte is verschenen, bijgestaan door E.F.A. Dams, advocaat te Groningen. TELASTELEGGING Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen. In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht het primair telastegelegde bewezen, met dien verstande dat: hij op 4 oktober 2000, te Harlingen, in de gemeente Harlingen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een combinatie van trekker met oplegger, daarmede rijdende over de weg, de Kimswerderweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend, gekomen op of bij de splitsing gevormd door die Kimswerderweg, de Stationsweg en de Almenumerweg, voor hem, verdachte, rechts af te slaan, en die Stationsweg op te rijden, op een moment dat, in verdachtes rijrichting gezien, rechts naast die voertuigencombinatie op een fietsstrook op die Kimswerderweg de toen tienjarige [slachtoffer] als bestuurster van een fiets reed, niet die [slachtoffer] voor te laten gaan, tengevolge waarvan een aan- of overrijding tussen die trekker en/of die oplegger en die fiets en die [slachtoffer] is ontstaan, waardoor die [slachtoffer] werd gedood. De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht. KWALIFICATIE Het bewezene levert op het misdrijf: primair: Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood. STRAFBAARHEID VERDACHTE De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken. STRAFMOTIVERING De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking: - de aard en de ernst van het gepleegde feit; - de omstandigheden waaronder dit is begaan; - de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister en het voorlichtingsrapport; - de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het primair telastegelegde tot het verrichten van 240 uren onbetaalde arbeid. Verdachte is schuldig bevonden aan aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag als gevolg waarvan een dodelijk slachtoffer te betreuren viel. Rijdend in een truck met oplegger heeft verdachte bij het nemen van een bocht een meisje van 10 jaar overreden dat korte tijd later aan de gevolgen daarvan is overleden. Verdachte heeft niet geanticipeerd op de voorzienbare mogelijkheid dat het slachtoffertje, dat hij kort voor het nemen van de bocht had zien fietsen en vlak voor het indraaien naar rechts niet meer zag, zich kon bevinden in de dode hoek van zijn spiegels. De dramatische gevolgen van dit ongeval zijn verdachte zwaar aan te rekenen te meer daar hij bekend was met de dode hoek. Uit de rapportage en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht, blijkt dat verdachte met veel pijn en moeite de uitoefening van zijn beroep van vrachtwagenchauffeur weer heeft opgepakt. Om het van werkgeverszijde ingezette reïntegratieproces een kans van slagen te bieden en mede in het belang van het behoud van zijn baan, adviseert rapporteur af te zien van oplegging van een onvoorwaardelijke rij-ontzegging. Verdachte toont zich zeer schuldbewust en zou graag door de familie van het slachtoffertje in de gelegenheid worden gesteld om zijn diepe medeleven te uiten. Een eerdere poging daartoe mislukte. Verdachte heeft geen documentatie. Alles afwegend kan de rechtbank zich vinden in de door de officier van justitie gevorderde straf en maatregel. De rechtbank zal dienovereenkomstig vonnissen. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994. DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT RECHTDOENDE: Verklaart het primair telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt verdachte te dier zake tot: - Een werkstraf, bestaande uit het verrichten van 240 uren onbetaalde arbeid. Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast. - Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen - bromfietsen daaronder begrepen - voor de tijd van een jaar. Bepaalt, dat deze bijkomende straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij. Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.M. Daan-van Brink, voorzitter, mr. G.M. Meijer-Campfens en mr. H.R. Bax, rechters, bijgestaan door mr. H.A. Attema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 november 2001. Mr. Bax is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen. Arrondissementsrechtbank Leeuwarden Sector strafrecht VERKORT PROCES-VERBAAL TERECHTZITTING Parketnummer: 17/085090-01 Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van bovengenoemde arrondissementsrechtbank op 18 oktober 2001. Tegenwoordig: mr. C.E.M. Daan-van Brink, voorzitter, mr. G.M. Meijer-Campfens en mr. H.R. Bax, rechters, mr. R.G. de Graaf, officier van justitie en mr. H.A. Attema, griffier. De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen. De voorzitter belast de oudste rechter met de leiding van het onderzoek. De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de oudste rechter te zijn genaamd: [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [adres]. Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig E.F.A. Dams, advocaat te Groningen. De oudste rechter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaats vinden ter terechtzitting van 1 november 2001 te 13:30 uur. Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.