Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE3397

Datum uitspraak2002-05-29
Datum gepubliceerd2002-05-29
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers14.018005-02
Statusgepubliceerd


Uitspraak

De RECHTBANK van het arrondissement ALKMAAR Parketnummer : 14.018005-02 Datum uitspraak : 29 mei 2002 OP TEGENSPRAAK VERKORT VONNIS van de rechtbank van het arrondissement Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het OPENBAAR MINISTERIE tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], wonende te [adres + woonplaats]. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 mei 2002. 1. TENLASTELEGGING Aan de verdachte is primair tenlastegelegd dat hij op of omstreeks 09 februari 2002 te Grootschermer, gemeente Schermer, als verkeersdeelnemer), namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Oostdijk, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als bestuurder van een personenauto rijdende over de rijbaan van genoemde (buiten de bebouwde kom gelegen) weg, welke (ongeveer) 4.10 meter brede rijbaan was bestemd voor het verkeer in beide richtingen en welke rijbaan geheel recht was over ruime afstand en vrij van ander verkeer, na het gebruik van alcoholhoudende drank (het ademalcoholgehalte bedroeg 410 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht) en/of naderende een of meer op die rijbaan (aan de [uiterste] rechterzijde) in dezelfde richting als verdachte rijdende fietsers, van welke fietsers de achterste twee aan de achterzijde waren voorzien van reflectoren en/of deugdelijk functionerende achterverlichting, en/of zonder zijn snelheid aan te passen aan de situatie ter plaatse met betrekking tot de breedte van de rijbaan en/of de duisternis en/of de aanwezige en brandende verlichting en/of het gebruik van alcoholhoudend drank, en/of niet voldoende te letten op en/of rekening te houden met die aldaar rijdende fietsers, en/of niet, althans onvoldoende, met die door hem, verdachte, bestuurde auto naar links uit te wijken en/of tijdig en voldoende snelheid te verminderen en/of voldoende afstand te houden ten opzichte van die fietsers, en vervolgens tegen die twee fietsers en/of de daarvoor rijdende fietser is gebotst of aangereden, waardoor een van die fietsers (genaamd [slachtoffer 1]) werd gedood en/of (een van) die andere fietser(s) (genaamd [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer[slachtoffer 3]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken borstwervel ([slachtoffer 2]) en nekletsel en/of een zware hersenschudding en/of een kapotte tussenwervelschijf in de nek ([slachtoffer 3]) hebben/heeft bekomen, in elk geval zodanig lichamelijk letsel werd(en) toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet; Aan de verdachte is subsidiair tenlastegelegd dat hij 1. hij op of omstreeks 09 februari 2002 te Grootschermer, gemeente Schermer, als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 410 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn; 2. hij op of omstreeks 09 februari 2002 te Grootschermer, gemeente Schermer, als bestuurder van een personenauto, daarmede rijdende over de rijbaan van de voor het openbaar verkeer openstaande (buiten de bebouwde kom gelegen) weg, de Oostdijk, welke (ongeveer) 4.10 meter brede rijbaan was bestemd voor het verkeer in beide richtingen en welke rijbaan geheel recht was over ruime afstand en vrij van ander verkeer, na het gebruik van alcoholhoudende drank, en/of naderende een of meer op die rijbaan (aan de [uiterste] rechterzijde) in dezelfde richting als verdachte rijdende fietsers, van welke fietsers de achterste twee aan de achterzijde waren voorzien van reflectoren en/of deugdelijk functionerende achterverlichting, en/of zonder zijn snelheid aan te passen aan de situatie ter plaatse met betrekking tot de breedte van de rijbaan en/of de duisternis en/of de aanwezige en brandende verlichting en/of het gebruik van alcoholhoudend drank, en/of niet voldoende heeft gelet op en/of rekening gehouden met die aldaar rijdende fietsers, en/of niet, althans onvoldoende, met die door hem, verdachte, bestuurde auto naar links is uitgeweken en/of tijdig en voldoende snelheid heeft verminderd en/of voldoende afstand heeft gehouden ten opzichte van die fietsers, en vervolgens tegen die twee fietsers en/of de daarvoor rijdende fietser is gebotst of aangereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd; Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging. 2. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat hij op 9 februari 2002 te Grootschermer, gemeente Schermer, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Oostdijk, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door zeer onoplettend, als bestuurder van een personenauto rijdende over de rijbaan van genoemde (buiten de bebouwde kom gelegen) weg, welke (ongeveer) 4.10 meter brede rijbaan was bestemd voor het verkeer in beide richtingen en welke rijbaan geheel recht was over ruime afstand en vrij van ander verkeer, na het gebruik van alcoholhoudende drank (het ademalcoholgehalte bedroeg 410 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht) en naderende op die rijbaan (aan de [uiterste] rechterzijde) in dezelfde richting als verdachte rijdende fietsers, van welke fietsers de achterste twee aan de achterzijde waren voorzien van reflectoren en deugdelijk functionerende achterverlichting, en niet te letten op en rekening te houden met die aldaar rijdende fietsers, en niet, met die door hem, verdachte, bestuurde auto naar links uit te wijken en/of tijdig en voldoende snelheid te verminderen en/of voldoende afstand te houden ten opzichte van die fietsers, en vervolgens tegen die twee fietsers en de daarvoor rijdende fietser is aangereden, waardoor een van die fietsers (genaamd [slachtoffer 1]) werd gedood en die andere fietsers (genaamd [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken borstwervel ([slachtoffer 2]) en nekletsel en een zware hersenschudding en een kapotte tussenwervelschijf in de nek ([slachtoffer 3]) hebben bekomen, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994. Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. 3. BEWIJS De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. 4. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het primair bewezenverklaarde levert op: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood, terwijl de schuldige verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 en overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht, terwijl de schuldige verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, meermalen gepleegd. 5. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. 6. MOTIVERING VAN DE HOOFDSTRAFFEN De rechtbank heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte, zoals daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder is het volgende in aanmerking genomen. In de avond van zaterdag de negende februari 2002 heeft verdachte, als bestuurder van zijn Opel Kadett-personenauto over de smalle Oostdijk gereden. Deze rit eindigde in een vreselijk ongeval waarbij ook drie jonge fietsers betrokken waren. Verdachte was goed bekend met de verkeerssituatie ter plaatse. Na een bedrijfsuitje is verdachte onder de invloed van een aanzienlijke hoeveelheid alcoholhoudende drank met zijn auto gaan rijden. Ten tijde van het onderhavige verkeersongeval was het donker, maar het weer was goed en niet is gebleken van (anderszins) het zicht belemmerende omstandigheden. Langs de Oostdijk was de straatverlichting ingeschakeld, de achterlichten van de twee achterste fietsers brandden, de fietsen van de slachtoffers waren van reflectoren voorzien. Niettemin heeft verdachte de op die rechte weg, voor hem rijdende fietsers volledig over het hoofd gezien. Verdachte heeft daarvoor geen verklaring kunnen geven en evenmin is die anderszins gebleken. Met volle snelheid heeft verdachte met zijn auto de voor hem fietsende slachtoffers van achteren aangereden. Op dat moment fietsten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] naast elkaar achter de uiterst rechts fietsende [slachtoffer 1]. Door de aanrijding raakten alle drie de meisjes te water in de naast gelegen vaart, waarin ook het voertuig van de verdachte belandde. Verdachte heeft [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] uit het water weten te redden, maar ontdekte pas later dat nog een derde slachtoffer, [slachtoffer 1], in het water was geraakt. [slachtoffer 1] is door verdrinking om het leven gekomen. De overlevende slachtoffers en de nabestaanden van de overleden [slachtoffer 1] zien zich geconfronteerd met de onuitwisbare gevolgen van het door verdachte veroorzaakte ongeval. Een jong leven is afgebroken, twee jonge mensen zijn ernstig gewond geraakt. De rechtsorde is ernstig geschokt, hetgeen duidelijk naar voren is gekomen in de publieke reakties. Verdachte is zeer jong en heeft, blijkens het hierna te noemen uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister, een blanco strafblad. Van enig ander gevaarzettend verkeersgedrag of anderszins maatschappelijk onaangepast gedrag is niet gebleken. Het ongeval en de gevolgen hebben verdachte aangegrepen. Hij zal dit zijn leven lang bewust met zich dragen. Het gemis van zijn rijbewijs heeft vooralsnog een einde gemaakt aan de beroepsopleiding en carriere van verdachte. Geen straf zal de slachtoffers en de nabestaanden met het aangedane leed kunnen verzoenen. Zoekend naar een passende strafrechtelijke reaktie moet een balans worden gevonden, die enerzijds recht doet aan het aangerichte onheil en anderzijds rekening houdt met het maatschappelijk belang dat de nog jonge verdachte uitzicht behoudt op het opnieuw bouwen aan een toekomst na het ondergaan van de straf. Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op: - het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister, gedateerd 12 februari 2002; - het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 26 april 2002, van H.W.D. van Kalderen, als reclasseringswerker verbonden aan de Reclassering Nederland, Arrondissement Alkmaar te Alkmaar. Onder "Advies" wordt in overweging gegeven om verdachte een werkstraf op te leggen eventueel in combinatie met een voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarde electronisch toezicht, waarbij het, gelet op het sterk belastende en inperkende karakter ervan, de voorkeur geniet deze voorafgaand aan de werkstraf te laten uitvoeren; - het over de verdachte uitgebrachte adviesrapport ET gedateerd 7 mei 2002, van M. Sneeboer, als reclasseringswerker verbonden aan de Reclassering Nederland, Arrondissement Alkmaar te Alkmaar. Dit rapport houdt als conclusie onder meer in dat verdachte voldoet aan de criteria inzake elecktronisch toezicht en dat de verdachte heeft toegezegd zijn volle medewerking hieraan te zullen verlenen. Met de inhoud van beide laatstgenoemde rapportages, voor zover hiervoor weergegeven, kan de rechtbank zich verenigen. Al het vorenstaande in aanmerking genomen is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een geheel voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde van elektronisch toezicht, een en ander op de wijze zoals hierna in de rubriek ELEKTRONISCH TOEZICHT en BESLISSING zal worden aangegeven, passend en geboden is. De rechtbank is tevens van oordeel dat een taakstraf, bestaande uit een werkstraf behoort te worden opgelegd, een en ander op de wijze zoals hierna in de rubriek BESLISSING zal worden aangegeven. Ter terechtzitting is gebleken van instemming van verdachte. 7. ELEKTRONISCH TOEZICHT De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de persoon van de verdachte, het advies van de reclassering inzake het opleggen van elektronisch toezicht kan worden gevolgd. De elektronische ondertoezichtstelling zal als bijzondere voorwaarde worden gekoppeld aan de aan verdachte voorwaardelijk op te leggen vrijheidsstraf. 8. MOTIVERING VAN DE BIJKOMENDE STRAF De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen dient te worden opgelegd. 9. BENADEELDE PARTIJ De benadeelde partij, [benadeelde partij], ter terechtzitting vertegenwoordigd door mevr. mr. G.A.M. van Dijk, heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 1478,92, wegens schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht, alsmede tot vergoeding van de kosten voor rechtskundige bijstand van € 499,80. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezenverklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag kan de vordering worden toegewezen. De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. 10. SCHADEVERGOEDING ALS MAATREGEL De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht aan de benadeelde. De toepassing van de vervangende hechtenis heft de op te leggen verplichting niet op. 11. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36f, 57 van het Wetboek van Strafrecht alsmede op grond van de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994. 12. BESLISSING De rechtbank: 12.1 Verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. 12.2 Verstaat dat het bewezenverklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten. 12.3 Verklaart de verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar. 12.4 Veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 6 (zes) maanden. Beveelt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij anders wordt beslist. Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien: - de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar schuldig maakt; - de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft. Stelt als bijzondere voorwaarde: - dat de veroordeelde zich, voorafgaande aan de hierna nader aangegeven te verrichten taakstraf, gedurende de eerste zes maanden na aanvang van de proeftijd onder elektronisch toezicht zal laten stellen met inachtneming van hetgeen in het rapport van de reclasseringswerker Sneeboer voornoemd, is geadviseerd en de hem in dit verband door de Reclassering Nederland gegeven aanwijzingen zal opvolgen, zolang deze instelling dit, in overleg met de officier van justitie te Alkmaar noodzakelijk oordeelt. Verstrekt aan de genoemde instelling opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarde. 12.5 Veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde voorts tot een taakstraf voor de duur van 240 (twee honderd veertig) uren. Beveelt voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht dat in plaats van de taakstraf vervangende hechtenis wordt toegepast, welke vervangende hechtenis wordt vastgesteld op 120 (een honderd twintig) dagen. Bepaalt, dat deze taakstraf bestaat uit een werkstraf. Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht, volgens de maatstaf van 2 uren voor elke dag. 12.6 Ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 (drie) jaren. 12.7 Wijst toe de vordering van de benadeelde partij. Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 1478,92 ( veertien honderd acht en zeventig euro en twee en negentig cent) aan de benadeelde partij [benadeelde partij] als schadevergoeding. Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op € 499,80 (vier honderd negen en negentig euro en tachtig centen). 12.8 Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij], te betalen een som geld ten bedrage van € 1478,92 (veertienhonderd acht en zeventig euro en twee en negentig cent), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 29 (negen en twintig) dagen. Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat. Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij. Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Haverkate, voorzitter, mr. R.C. Stam en mr. A.J. Hardonk, rechters, in tegenwoordigheid van R. van der Vecht, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 mei 2002.