Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD3885

Datum uitspraak2008-05-28
Datum gepubliceerd2008-06-13
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers100590 / FA RK 08-161 en 101195 / FA RK 08-259
Statusgepubliceerd


Indicatie

Een verzoek van de gemeente om in het kader van de Wet op de Lijkbezorging een verhaalsbijdrage vast te stellen. De gemeente spreekt 2 kinderen aan om een deel van de kosten van de begrafenis van hun moeder te betalen. Overeenkomstig artikel 22 van de Wet op de Lijkbezorging is de gemeente gerechtigd de kosten van de begrafenis te verhalen op de nalatenschap en, bij ongenoegzaamheid van deze, op de bloed- en aanverwanten, die krachtens de artikelen 296-392 van Boek 1 BW tot onderhoud van de overledene verplicht zouden zijn geweest. Een en ander brengt mee dat de gemeente de begrafeniskosten kan verhalen op de drie nog in leven zijnde kinderen van de overledene en dat zij, overeenkomstig de hoofdregel van artikel 6:6 lid 1 BW, ieder voor een gelijk deel van de hoofdsom verbonden zijn. Niet aannemelijk is geworden dat zij voor ongelijke delen dan wel hoofdelijk verbonden zouden zijn. De rechtbank is van oordeel dat de twee kinderen met wie de gemeente geen betalingsregeling heeft getroffen, niet hoofdelijk aansprakelijk kunnen worden gesteld voor het (volledige) nog niet betaalde bedrag.


Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR Sector civiel recht JCL zaak- en rekestnummers: 100590 / FA RK 08-161 en 101195 / FA RK 08-259 datum: 28 mei 2008 Beschikking van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken in de zaak 100590 / FA RK 08-161 van: de GEMEENTE ALKMAAR, aldaar zetelende, verzoekster, gemachtigde: M. Stempher, tegen: [naam 1], wonende te Alkmaar, gerekwestreerde, niet verschenen, en in de zaak 101195 / FA RK 08-259 van de GEMEENTE ALKMAAR, aldaar zetelende, verzoekster, gemachtigde: M. Stempher, tegen: [naam 2], wonende te Alkmaar, gerekwestreerde, niet verschenen. Partijen zullen verder ook worden aangeduid als de gemeente, [naam 1] en [naam 2]. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE In de zaak 100590 / FA RK 08-161 Ter griffie van deze rechtbank is op 25 februari 2008 het verzoekschrift van de gemeente ingekomen waarin wordt verzocht om in het kader van de Wet op de Lijkbezorging een verhaalsbedrag van [euro] 1.907,23 ten laste van [naam 1] vast te stellen voor de door de gemeente betaalde kosten die verband houden met de begrafenis van wijlen mevrouw [naam 3] op [datum]. Er heeft een mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden op 25 maart 2008 waarvoor de gemeente is opgeroepen te verschijnen voor het verstrekken van nadere informatie en alwaar mevrouw [naam 4] namens de gemeente is verschenen. Tijdens deze mondelinge behandeling is gebleken dat in het verzoekschrift d.d. 25 februari 2008 alleen [gerekwestreerde] als gerekwestreerde was aangemerkt. Ter zitting is vervolgens namens de gemeente alsnog een verzoekschrift overgelegd, waarin mevrouw [naam 2] eveneens als gerekwestreerde is aangemerkt. Van deze zitting is proces-verbaal opgemaakt dat zich onder de stukken bevindt. De heer [naam 1] heeft binnen de gestelde termijn geen verweerschrift ingediend. In de zaak 101195 / FA RK 08-259 Ter griffie van deze rechtbank is op 25 maart 2008 een verzoekschrift van de gemeente ingekomen waarin wordt verzocht om in het kader van de Wet op de Lijkbezorging een verhaalsbedrag van [euro]1.907,23 ten laste van [naam 2] vast te stellen voor de door de gemeente betaalde kosten die verband houden met de begrafenis van wijlen mevrouw [naam 3] op [datum]. Mevrouw [naam 2] heeft binnen de gestelde termijn geen verweerschrift ingediend. DE BEHANDELING VAN DE ZAAK De rechtbank gaat uit van de volgende relevante feiten en omstandigheden. In beide zaken Mevrouw [naam 3], geboren op [datum] en overleden in de gemeente Alkmaar op[datum] is te Alkmaar begraven op [datum]. Bij verhaalsbesluit van 18 september 2007 zijn mevrouw [naam 2], geboren [datum], de heer [naam 1], geboren [datum] en mevrouw [naam 5], geboren [datum] hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de kosten van de begrafenis van mevrouw [naam 3], zijnde in totaal [euro] 2.860,85. Bij besluit van 3 december 2007 is voornoemd verhaalsbesluit gewijzigd in die zin dat [naam 1] en [naam 2] hoofdelijk aansprakelijk zijn gesteld voor een verlaagd verhaalsbedrag van [euro]1.907,23 in verband met een overeengekomen betalingsregeling met mevrouw [naam 5] voor eenderde deel van de hoofdsom. De ingediende verzoekschriften alsmede de overgelegde bescheiden gelden als hier ingelast. De gemeente voert als grond voor beide verzoeken tot het vaststellen van het verhaalsbedrag aan dat, ingevolge artikel 22 van de Wet op de Lijkbezorging, de kosten die verband houden met de begrafenis van mevrouw [naam 3] met overeenkomstige toepassing van artikel 13 van de Invoeringswet Wet Werk en Bijstand op de drie nog in leven zijnde kinderen als haar erfgenamen kunnen worden verhaald. De gemeente stelt zich op het standpunt dat, nu mevrouw [naam 5] met de gemeente overeenstemming heeft bereikt over voldoening van eenderde deel van de hoofdsom, de twee andere erfgenamen, [naam 1] en [naam 2], hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het nog openstaande deel van de vordering, zijnde [euro] 1.907,23. De rechtbank is van oordeel dat, - zoals de gemeente heeft betoogd - de kosten die verbonden zijn aan de lijkbezorging van mevrouw [naam 3] en die ten laste van de gemeente zijn gekomen, overeenkomstig artikel 22 van de Wet op de Lijkbezorging, door de gemeente kunnen worden verhaald op de nalatenschap en, bij ongenoegzaamheid van deze, op de bloed- en aanverwanten, die krachtens de artikelen 392-396 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek tot onderhoud van de overledene verplicht zouden zijn geweest. Een en ander brengt mee dat de gemeente voornoemde kosten op de drie nog in leven zijnde kinderen van mevrouw [naam 3] kan verhalen en dat zij, overeenkomstig de hoofdregel van artikel 6:6, eerste lid BW, ieder voor een gelijk deel van de hoofdsom verbonden zijn, zijnde [euro] 953,62 per kind. Niet aannemelijk is geworden dat zij voor ongelijke delen dan wel hoofdelijk verbonden zouden zijn. Het verzoek tot het vaststellen van een verhaalsbedrag ten laste van [naam 1] en [naam 2] als zodanig komt de rechtbank niet onrechtmatig en ongegrond voor. De rechtbank is echter van oordeel, dat [naam 1] en [naam 2], gelet op het voorgaande, niet hoofdelijk aansprakelijk kunnen worden gesteld voor het verhaalsbedrag van [euro] 1.907,23 zodat het verzoek van de gemeente derhalve, zoals omschreven in het petitum van beide verzoekschriften, niet kan worden toegewezen. Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing. DE BESLISSING De rechtbank: In de zaak 100590 / FA RK 08-161: Stelt vast dat [naam 1], geboren [datum], een bedrag van [euro] 953,62 dient te voldoen aan de gemeente, ter voldoening van eenderde deel van de begrafeniskosten van wijlen mevrouw [naam 3]. In de zaak 101195 / FA RK 08-259: Stelt vast dat [naam 2], geboren [datum], een bedrag van [euro] 953,62 dient te voldoen aan de gemeente, ter voldoening van eenderde deel van de begrafeniskosten van wijlen mevrouw [naam 3]. In beide zaken: Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad. Wijst af hetgeen meer of anders is verzocht. Deze beschikking is gegeven door mr. M.M. van Weely, lid van gemelde kamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 mei 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.